25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
onbestendig wèèr (Q101p Valkenburg)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18290 |
wit halsboordje |
bandje:
bendsche (Q101p Valkenburg)
|
linnen halsboord
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (Q101p Valkenburg),
ster:
štɛr (Q101p Valkenburg)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
20823 |
witbrood |
weg:
wèk (Q101p Valkenburg)
|
witbrood
III-2-3
|
33479 |
witte aalbes |
witte wiemer:
wiette wiemer (Q101p Valkenburg),
witte wiemer (Q101p Valkenburg)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24521 |
witte abeel |
belboom:
(ofr. abel), (kelt. beljo, boom zie ook belwie
belboum (Q101p Valkenburg)
|
abeel
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
Wietten donderdig (Q101p Valkenburg)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24864 |
witte dovenetel |
witte dovenetel:
wetǝ dǫu̯vǝnētǝl (Q101p Valkenburg),
-
witte dauvenetel (Q101p Valkenburg)
|
Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)]
I-5, III-4-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
ees met vlakke streepjes witte kaas
fluitəkìèès (Q101p Valkenburg),
fluiterd:
fluitert (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
fluitərt (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
Eigen phonetische
fluitərt (Q101p Valkenburg),
knapperd:
knappert (Q101p Valkenburg)
|
gedroogde witte kaas (wrongel) in kubusvorm || hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] || witte kaas, wrongel
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (Q101p Valkenburg)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|