24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
zandkorreltje:
zantkörrəltsjə (Q101p Valkenburg)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (Q101p Valkenburg)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
krammesvogel:
krammesvogel (Q101p Valkenburg),
lijster:
liester (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
geen fon.doc.
lijster (Q101p Valkenburg)
|
lijster [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 30 (1939)] || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
ouwmemmen:
ouw memme (Q101p Valkenburg),
zagen:
zège (Q101p Valkenburg),
zêge (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
zaniken:
zanike (Q101p Valkenburg),
zaniken (Q101p Valkenburg),
zeiken:
zeike (Q101p Valkenburg),
zemelen:
Van Dale: II. zemelen, (inform.) vervelend kleingeestig zijn, zeuren
zemmele (Q101p Valkenburg),
zeuren:
zeure (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
zeveren:
zeivere (Q101p Valkenburg),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
zawele (Q101p Valkenburg)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
loeder:
loeder (Q101p Valkenburg)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23614 |
zedenpreek |
preek:
de praek (Q101p Valkenburg)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18972 |
zedig |
zedig:
zedig (Q101p Valkenburg)
|
Zedig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23957 |
zedigheid |
zedigheid:
zedigheid (Q101p Valkenburg)
|
Zedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19560 |
zeef |
zeef:
zeef (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33142 |
zeef in de wanmolen |
zeef:
zē̜f (Q101p Valkenburg)
|
De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|