33618 |
zuring, groente |
surelle:
səreͅl (Q101p Valkenburg)
|
Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)]
I-7
|
20336 |
zuster |
begijn:
begien (Q101p Valkenburg),
non:
non (Q101p Valkenburg),
zus:
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
zus (Q101p Valkenburg),
zuster:
suster (Q101p Valkenburg),
zuster (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
zuuster (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
züster (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
(Boven de ö van hör hoort nog een lengte streep te staan, deze combinatie is met de computer niet te maken).
zöster (Q101p Valkenburg),
neen
zuuster (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg)
|
Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)] || zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2, III-3-3
|
24101 |
zusters penitenten |
grijze begijnen:
gries begiene (Q101p Valkenburg)
|
De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18033 |
zuur oprispen |
branden, zuur -:
zōēr branne (Q101p Valkenburg),
het zuurbranden hebben:
et zoerbrenne höbbe (Q101p Valkenburg),
zoerbrenne höbe (Q101p Valkenburg)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20626 |
zuurdeeg |
heffe:
høfǝ (Q101p Valkenburg),
zuurdeegsem:
zurdęjxsǝm (Q101p Valkenburg),
zuurdesem:
zurdęjsǝm (Q101p Valkenburg)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
desemen:
dęjsǝmǝ (Q101p Valkenburg),
te bakken zetten:
tǝ bakǝ zętǝ (Q101p Valkenburg)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
heffe:
huffe (Q101p Valkenburg),
zuurdesem:
soerdeisem (Q101p Valkenburg),
Eigen phonetische
zoerdeigsəm (Q101p Valkenburg)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem: een beetje deeg overgehouden van de vorige maal (Fr. levain) [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zoermoos (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg),
Eigen phonetische
zoermoos (Q101p Valkenburg)
|
zuurkool [SGV (1914)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
aardappelen met zuurmoes:
Eigen phonetische
eèrpele mit zoermoos (Q101p Valkenburg),
boerenmoes:
boeremoos (Q101p Valkenburg)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zjwejje (Q101p Valkenburg),
zwensen:
zjwanse (Q101p Valkenburg)
|
zwaaien [SGV (1914)]
III-1-2
|