24983 |
bros, breekbaar |
sprok:
sjprok (Q101p Valkenburg)
|
bros [SGV (1914)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
bruwǝ (Q101p Valkenburg)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
bruwǝr (Q101p Valkenburg),
brȳǝr (Q101p Valkenburg)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
25659 |
brouwerij |
panhuis:
panǝs (Q101p Valkenburg)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
25711 |
brouwhuis |
brouwhuis:
bruwhūs (Q101p Valkenburg)
|
De plaats waar de ketels en kuipen staan opgesteld. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''brouwerij''. [N 35, 51; L 22, 27b; monogr.]
II-2
|
25709 |
brouwmeester |
brouwer:
brǫwǝr (Q101p Valkenburg)
|
De leidinggevende persoon die belast is met de voornaamste werkzaamheden in het brouwhuis zoals beslaan, aftrekken en klaren, koken en wort koelen. Uit de opgaven blijkt dat in de meeste kleine brouwerijen de brouwmeester alle hierboven genoemde werkzaamheden zelf deed, soms bijgestaan door een of meer helpers. Daarom zijn de antwoorden op de vragen N 35, 58a/b/ c/d in dit lemma samengevoegd. Alleen de brouwerij in L 362 kent voor ieder van de werkzaamheden een specifieke arbeider terwijl men in L 294, P 120 en Q 95 voor het koelen van de wort een aparte koeler in dienst heeft. In L 325 was de brouwersknecht verantwoordelijk voor het klaren en aftrekken. [N 35, 58a; N 35, 58b; N 35, 58c; N 35, 58d]
II-2
|
25708 |
brouwsel |
brouwtsel:
brutsǝl (Q101p Valkenburg)
|
De hoeveelheid bier die in een keer wordt gebrouwen. Een "brouwsel" is volgens de invuller uit Q 20 dertig hectoliter. [N 35, 57; N 35, 21; monogr.]
II-2
|
25721 |
brouwwater |
brouwwater:
brouwwater (Q101p Valkenburg)
|
Het water dat in de brouwerij wordt gebruikt. [monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brök (Q101p Valkenburg),
brək (Q101p Valkenburg)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broed (Q101p Valkenburg),
brōēd (Q101p Valkenburg),
brōēt (Q101p Valkenburg),
de broed (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
bruidsjonker = broedskneg; bruidsmeisje - broedsmaad
brōēd (Q101p Valkenburg),
mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening
broed (Q101p Valkenburg),
bruidje:
bruudeke (Q101p Valkenburg)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)]
III-2-2
|