17651 |
achterste |
achtelste:
ĕchelste (Q101p Valkenburg)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
32741 |
achterste keerstrook |
bovenste voordel:
bø̄vǝnstǝ [voordel] (Q101p Valkenburg)
|
De wendakker die het verst van de akkeringang, van de weg of van huis verwijderd ligt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma keerstrook ca. [N 11, 51b; N 11A, b; A 33, 5]
I-1
|
17951 |
achteruitgaan |
wijken:
wīēke (Q101p Valkenburg)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33854 |
achteruittrappen |
slaan:
šlōn (Q101p Valkenburg),
stampen:
štampǝ (Q101p Valkenburg)
|
Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72]
I-9
|
34584 |
achterwand |
achterste kopeind:
axtǝrštǝ kǫp˱eŋ (Q101p Valkenburg)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
kont:
kond (Q101p Valkenburg),
kont (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg),
vot:
vot (Q101p Valkenburg, ...
Q101p Valkenburg,
Q101p Valkenburg)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
30101 |
achterwerkers |
binnenwerkers:
benǝwęrǝkǝrš (Q101p Valkenburg)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
23549 |
acoliet |
acoliet:
akkoliet (Q101p Valkenburg),
koorjong:
koarjong (Q101p Valkenburg)
|
Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (Q101p Valkenburg),
adamsknobbel:
adamsknoebel (Q101p Valkenburg),
knobbel:
knoebel (Q101p Valkenburg)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (Q101p Valkenburg)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|