e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q166p plaats=Vechmaal

Overzicht

Gevonden: 1244
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leest leest: les (Vechmaal) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: ’n leeuw (Vechmaal) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
legnest nest: nęi̯.s (Vechmaal) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Vechmaal) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lelietje-van-dalen paasklokje: posklèkske (Vechmaal) lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)] III-4-3
lenen geven: g[i}ɛjvə (Vechmaal), lenen: leinen (Vechmaal) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
lenig zwak: zwaōk (Vechmaal) Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] III-1-1
lente, voorjaar voorjaar: veurjaor (Vechmaal) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel vieze, een -: vieze (Vechmaal) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
leunstoel zetel: zētəl (Vechmaal, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1