21337 |
kletswijf |
vrouw die veel kalt:
he hei n vrouw dij veul kalt (Q166p Vechmaal)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (Q166p Vechmaal, ...
Q166p Vechmaal,
Q166p Vechmaal)
|
kleur [DC 42B (1967)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren (Q166p Vechmaal)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
21469 |
klikspaan |
klepper:
klepper (Q166p Vechmaal)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klot (Q166p Vechmaal),
klǫt (Q166p Vechmaal)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
34256 |
kneden |
alpen:
alpǝ (Q166p Vechmaal
[(in een machine)]
),
botter wassen:
[botter] wasǝ (Q166p Vechmaal)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
17921 |
knellen |
duwen:
doewe (Q166p Vechmaal)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
duwen:
doewe (Q166p Vechmaal)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
17677 |
knie |
knie:
knij (Q166p Vechmaal),
knɛ.i (Q166p Vechmaal)
|
knie [RND], [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
18874 |
kniezen |
grommelen:
groemmelen (Q166p Vechmaal)
|
Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)]
III-1-4
|