24524 |
rozenbottel |
hanenkul:
haonekulle (Q166p Vechmaal)
|
rozebottel [ZND 02 (1923)]
III-4-3
|
17767 |
rug |
rug:
pijn in m reuk (Q166p Vechmaal),
reg (Q166p Vechmaal),
rø̜k (Q166p Vechmaal),
rugstrang:
rø̜kstrā.ŋk (Q166p Vechmaal)
|
de rug [ZND 29 (1938)] || ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9, III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜k (Q166p Vechmaal)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
21094 |
rugstuk |
rugstuk:
rugstuk
røͅkstøͅkt (Q166p Vechmaal)
|
karbonaden [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q166p Vechmaal)
|
ruiken
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜i̯n (Q166p Vechmaal)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koeke (Q166p Vechmaal)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
24349 |
runderhorzellarve |
madenknoop:
mōͅknyp (Q166p Vechmaal)
|
worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
koebeesten:
kǫu̯bestǝ (Q166p Vechmaal)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (Q166p Vechmaal)
|
rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|