20512 |
soepvlees |
ribben:
ribbe (Q166p Vechmaal)
|
gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)]
III-2-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
suldo:ət (Q166p Vechmaal)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
suldo:ətə (Q166p Vechmaal)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|
34576 |
spaak |
speken:
spęi̯kǝ (Q166p Vechmaal)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (Q166p Vechmaal)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo:ə (Q166p Vechmaal)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (Q166p Vechmaal),
tet:
tęt (Q166p Vechmaal),
tɛt (Q166p Vechmaal)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q166p Vechmaal, ...
Q166p Vechmaal)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18390 |
speld |
spelde:
spɛl (Q166p Vechmaal)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
32981 |
spelt |
spang:
špaŋ (Q166p Vechmaal),
spelt:
spɛ.lt (Q166p Vechmaal)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|