24173 |
huiszwaluw |
oeverzwalm:
oeverzwalm (L268p Velden)
|
huiszwaluw [DC 18 (1950)]
III-4-1
|
17997 |
huiveren |
razelen:
razele (L268p Velden, ...
L268p Velden),
schuiven:
schuuven (L268p Velden)
|
huiveren [SGV (1914)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] || huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17998 |
huivering |
schuivering:
schuuvering (L268p Velden)
|
huivering [gril] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18595 |
hul |
hul:
hul (L268p Velden)
|
hul (kap) [SGV (1914)]
III-1-3
|
24572 |
hulst |
hulst:
Veldens dialekt
huls (L268p Velden)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17959 |
hurken |
op de hukjes gaan zitten:
op de huukskes (goan) zitte (L268p Velden)
|
hurken [SGV (1914)]
III-1-2
|
21333 |
huurpenning |
meepenning:
miêëpenning (L268p Velden)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
21229 |
huurrijtuig -> koets (alg.) |
koets:
koets (L268p Velden)
|
een huurrijtuig [fiaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19262 |
iemand zijn gang laten gaan |
gewhren (du.):
gewĕre (L268p Velden)
|
betijen [SGV (1914)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
te lijk bidden:
naaste buren
te liek bei-je (L268p Velden),
ter lijk bidden:
naaste buren
ter liek bei-je (L268p Velden)
|
lijkbidders; wordt het overlijden aangezegd door de naaste buren of door lijkbidders? Hoe heten deze (aanzeggers, aansprekers, groeveneugers, uitingstneugers, lijkers, enz.)? (duidelijk vermelden of deze naam op de buren of op de lijkbidders slaat) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|