20697 |
jus, vleesnat |
bruine saus:
Syst. WBD bruine saus = jus
broene saus (L268p Velden),
saus:
Syst. WBD
saus (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
raak (L268p Velden)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
kletskop:
kletskop (L268p Velden),
platenkop:
platekop (L268p Velden)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21047 |
kaam |
kaam/kamen:
kǭmǝ (L268p Velden)
|
Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.]
II-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaien:
kaoien (L268p Velden),
kouje (L268p Velden),
kòijen (L268p Velden)
|
vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)]
III-2-3
|
26500 |
kaar |
kaar:
kār (L268p Velden)
|
Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.]
II-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
keͅrs (L268p Velden)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
19422 |
kaarsendomper |
domper:
doomper (L268p Velden)
|
Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
kâ:rtə (L268p Velden),
/
kaarten (L268p Velden)
|
kaart spelen [SND (2006)] || kaarten [RND]
III-3-2
|