e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kind (algemene benaming) kind: kienk (Velden, ... ), kient (Velden), kind (Velden, ... ), kīēnk (Velden), vroeger!  kienk (Velden) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kinderstoel kinderstoel: kinderstool (Velden) Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)] III-2-1
kinderzang kinderkoor: kinderkoer (Velden) Het zingen van kinderen [gelots]. [N 90 (1982)] III-3-2
kinketting kinketting: kinketting (Velden), remketting: remketting (Velden) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kwade hoest: kwoajen hòs (Velden) kinkhoest [SGV (1914)] III-1-2
kippen hennen: hęnǝ (Velden), kippen: kipǝ (Velden) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippen -kinderwoord tuten: tȳtǝ (Velden), tuutjes: tytjǝs (Velden) [N 19, 38; monogr.] I-12
kippenborst kippenbeen: kiepebon (Velden) borstbeen: vooruitstekend borstbeen [kiepeboorst, kiekeborst] [N 10 (1961)] III-1-2
kippenhok hennenhok: hęnǝhǫk (Velden), hennenkooi: hęnǝkȳi̯ (Velden), hennenkouw: hɛnǝkǫu̯ (Velden) Het vrijstaande gebouwtje of de afgesloten ruimte ergens in de boerderij, waarin zich de zitstokken en legnesten voor de kippen bevinden. Begripsmatig is het kippenhok lastig af te bakenen van de kippenzolder; vaak lopen de twee benamingen voor het kippenverblijf door elkaar. De twee lemma''s "kippenhok" (2.5.1) en "kippenzolder, polder" (2.5.2) vullen elkaar dan ook aan. De polder-opgaven met de betekenis "kippenzolder, kippenverblijf" zijn overgeplaatst naar het lemma "kippenzolder, polder" (2.5.2); zie de toelichting bij dat lemma. De twee elementen van de samenstellingen van het type kippen-hok zijn apart in kaart te brengen. Het eerste element (hoender-, kippen-, hennen- en kieken-) is hier in deze aflevering over de bedrijfsgebouwen niet verder behandeld; men vindt het in de aflevering over het pluimvee, waar het beter tot z''n recht zal komen. Kaart 30 bevat het tweede element van de bedoelde samenstellingen, de bepaalde delen (-stal, -huis, -hok, -kooi, -kouw en -kot). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 11. [N 5, 93 en 99; N 19, 31; JG 1a, 1b en 1c; A 10, 9h; A 48, 16a; L B2, 283; L 5, 53; L 38, 30; monogr.] I-6
kippenladder, kippenleertje hennenleider: hęnǝlęi̯ǝr (Velden), kippenleidertje: kipǝlęi̯ǝrkǝ (Velden) Het laddertje of een plank met dwarslatjes waarlangs de kippen het boven een stal gelegen kippenverblijf of de slaapzolder kunnen bereiken. Het voorwerp timmert men meestal met eigen middelen primitief in elkaar. Zie ook afbeelding 11 bij het lemma "kippenhok" (2.5.1). [N 5A, 63d; A 48, 17b; L 40, 62a en 62b; monogr.] I-6