e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koude noordenwind, bijs hoge wind: hoege wind (Velden), koude wind: ènne kalde wink (Velden) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] || koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous: algemeen hoos: vroeger  hòòs (Velden), kous: Dein kous is gans reg, der zitte gën minderinge in ’t bein (Velden), koas (Velden), ’t bein vaan dein kous is tekort (Velden), tegenwoordig  kous (Velden) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] || Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] III-1-3
kousenband bindel: bindel (Velden), bingel (Velden, ... ), windel: wingel (Velden) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kousenmand stopmandje: (met verstelwerk)  stopmendje (Velden) mand; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-1-3
kousenwol sajet: sjet (Velden) Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Velden) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krɛi̯ǝ (Velden) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knoers/knors: knoerz (Velden) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Velden) kraaltjes [RND] III-3-2
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Velden), [ook ^ boven ë ]  kroêënekraan (Velden) kraanvogel [SGV (1914)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1