21341 |
leurder |
kramer:
kraomer (L268p Velden),
kriëmen (L268p Velden),
kriëmer (L268p Velden),
schurger:
Van Dale: schurgen, (gew.) schuieren, met een kruiwagen vervoeren.
schörger (L268p Velden)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
krameren:
kriëmere (L268p Velden),
venten:
Opm. oetvare is de naam van wat de tuinders uit Venlo e.o. vroeger deden als ze naar de grote duitse steden gingen om hun groenten te verkopen.
vente (L268p Velden)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] || leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
⁄t lééve (L268p Velden)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
leiver (L268p Velden)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34418 |
leverbotziekte, distomatose |
slapte:
slaptǝ (L268p Velden)
|
Leverbotziekte, veroorzaakt door een platworm die leeft in de galgangen van de lever, vooral van runderen en schapen. [N 52, 31; N 19, 69; N 77, 64; A 48, 46; A 32, 15b]
I-12
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laiverwors (L268p Velden),
le͂verwors(t) (L268p Velden),
lèèverwòrs (L268p Velden)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
garenpaap:
garepaap (L268p Velden)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)]
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lichaam (L268p Velden),
lijf:
lief (L268p Velden),
līēf (L268p Velden)
|
lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
macht:
de mag geit ter oet (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
lieëwater (L268p Velden)
|
leewater [SGV (1914)]
III-1-2
|