21686 |
loon |
loon:
loën (L268p Velden)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
hij rammelt:
(ww.vorm)
heͅ rɛməlt (L268p Velden),
loops:
lups (L268p Velden),
løps (L268p Velden),
løͅi̯ps (L268p Velden),
speels:
spø̄ls (L268p Velden)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24724 |
loot uit slapend oog |
scheut:
Veldens dialekt
scheut (L268p Velden)
|
Een loot ontstaan uit een slapend oog (knop die onder normale omstandigheden niet tot ontwikkeling komt) (sprant). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
Veldens dialekt
scheut (L268p Velden)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (L268p Velden)
|
lopen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
loper (L268p Velden),
lø̜jpǝr (L268p Velden)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
24674 |
lork |
lork:
Veldens dialekt
lork (L268p Velden)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33729 |
losse paal met draad |
hekken:
hɛkǝ (L268p Velden)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
21218 |
losse plankbrug |
brug:
bruk (L268p Velden),
plank:
plank (L268p Velden)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
koebak:
kubak (L268p Velden),
tobbe:
tǫp (L268p Velden)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|