e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niezen niesten: niste (Velden, ... ) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel nagelreen: nagelrēnli (Velden) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
niknak waterplatsje: Syst. WBD  waterpletskes (Velden) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
niks waard niks waard: wêrd (Velden) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
nippen nippen: nippe(n) (Velden) Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)] III-2-3
noemen noemen: neume (Velden, ... ), neumə (Velden) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuiken: kȳkǝ (Velden) [N 19, 40a] I-12
nok vorst: vǭrs (Velden) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
noodbed, kermisbed kermisbed: kermisbed (Velden) Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)] III-2-1
noot noot: noot (Velden, ... ) noot [DC 47 (1972)] III-2-3