24508 |
rode bosbes |
bosbes:
Veldens dialekt
bosbes (L268p Velden)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33257 |
rode klaver |
rode klee:
rui̯ǝ [klee] (L268p Velden)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rūi̯ [koe] (L268p Velden)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L268p Velden)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
blaarkop:
blǭrkǫp (L268p Velden),
roodblaar:
rūtblār (L268p Velden)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rode kool:
roeje koel (L268p Velden)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|
26218 |
roedegaten |
askopgaten:
askopgaten (L268p Velden)
|
De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75]
II-3
|
26162 |
roedewiggen |
spieën/spijen:
spieën/spijen (L268p Velden)
|
De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76]
II-3
|
24235 |
roek |
kraai:
krej (L268p Velden)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wieletje, wieletje:
wilǝkǝ, wilǝkǝ (L268p Velden)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|