24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
schummel (L268p Velden)
|
schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
21244 |
schip |
schip:
schēēp (L268p Velden),
schip (L268p Velden),
sxēp (L268p Velden)
|
schip [RND], [SGV (1914)] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (L268p Velden)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
32855 |
schitbossen |
schijtbossen:
sxīt˱bø̜s (L268p Velden),
schijteltussen:
(enk)
sxītǝltøs (L268p Velden)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
25045 |
schitteren |
stekken:
stêkke(n) (L268p Velden)
|
een sterk, beweeglijk licht verspreiden zodat het pijn doet aan de ogen [schitteren, glariën] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26502 |
schoen |
schoe:
sxu (L268p Velden),
schoen:
sxōn (L268p Velden)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schōōn (L268p Velden)
|
schoen [SGV (1914)]
III-1-3
|
26503 |
schoenarm |
klapijzer:
klapijzer (L268p Velden)
|
De vooruitstekende arm aan het schoen die tegen de klapspaan aan het staakijzer slaat. Zie ook de toelichtingen bij de lemmata ɛschoenɛ en ɛspeelman, klapspaanɛ. In l 265 was de schoenarm van ijzer.' [N O, 19k; A 42A, 19]
II-3
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
schoonborstels (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-1-3, III-2-1
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
schoon (L268p Velden),
schōōn (L268p Velden)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|