20125 |
staart |
staart:
start (L268p Velden, ...
L268p Velden),
staərt (L268p Velden),
stàrt (L268p Velden, ...
L268p Velden),
stárt (L268p Velden),
stáǝrt (L268p Velden),
stârt (L268p Velden),
stārt (L268p Velden),
stɛrt (L268p Velden)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
26066 |
staart van de standerdmolen |
kruistaart:
kruistaart (L268p Velden)
|
De lange naar voren stekende balk aan de voorweeg van de standerdmolen, die schuin naar beneden loopt en waaraan trap en kruias bevestigd zijn; soms zijn er twee balken: de onderstaart en de bovenstaart. Zie ook afb. 21 en 85. [N O, 48a; Sche 19; monogr.; N O, 48b; N O, 48c; A 42A, 97 add.]
II-3
|
34225 |
staartkoord |
staarttouw:
starttǫu̯w (L268p Velden),
stāǝrttǫu̯ (L268p Velden)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
poes:
pē̜s (L268p Velden),
staartpoes:
stārtpūǝs (L268p Velden)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
21272 |
stad |
stad:
stad (L268p Velden),
stat (L268p Velden)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
21749 |
stadsomroeper |
omroeper:
umroeper (L268p Velden)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
stal (L268p Velden)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
halsband:
hals˱baŋk (L268p Velden)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
19548 |
stallantaarn |
stallucht:
stallug (L268p Velden)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21135 |
stallen |
stallen:
stalle(n) (L268p Velden),
zetten:
zette(n) (L268p Velden)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|