20589 |
tabakssap |
zever:
zeiver (L268p Velden)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
taffel (L268p Velden, ...
L268p Velden),
tafəl (L268p Velden)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20152 |
tafelbroeder; niet te gebruiken |
bijeengebrachte kinder:
beej ein gebragde kienger (L268p Velden),
tafelbroer:
taffelbroor (L268p Velden)
|
tafelbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19530 |
tafelmes |
tafelmets:
taffelmets (L268p Velden)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20153 |
tafelzuster; niet te gebruiken |
tafelzuster:
taffelzuster (L268p Velden)
|
tafelzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (L268p Velden, ...
L268p Velden),
tek (L268p Velden),
tweejarig hout:
Veldens dialekt
twiejaorig holt (L268p Velden)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || dikke tak [DC 25 (1954)] || Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
Veldens dialekt
kroen (L268p Velden),
tak (mv.):
tek (L268p Velden)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
vertakken:
Veldens dialekt
vertakken (L268p Velden)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33690 |
talud |
graaf:
grāf (L268p Velden)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
17760 |
tand |
tand:
tank (L268p Velden)
|
tand [SGV (1914)]
III-1-1
|