e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuiertouw, tuierketting tuier: tø̄r (Velden) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuiertuig tuier: tȳr (Velden), tøi̯ǝr (Velden), tø̄r (Velden) Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11
tuinbonen wollebonen: Veldens dialekt  wulleboene (Velden) Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] I-7
tuinkers tuinkers: Veldens dialekt  tuinkers (Velden) Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)] I-7
tuinkervel kervel: Veldens dialekt  kervel (Velden) Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  boͅu̯mkwekər (Velden) [RND 10] I-7
tuit snuit: snuet (Velden) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tulband cake: Syst. WBD  keek (Velden), tulbandje: Syst. WBD  tulbanke (Velden), turkse muts: Syst. WBD  turkse muts (Velden) Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3
tureluur kuilder: kulder (Velden, ... ) tureluur || tureluur (28 minder algemeen dan grutto [111]; lijkt wel een kleine bruine uitgave ervan met rode pootjes en snavel; roep [tuu-tu-tu] en [teluuje, teluuje] [N 09 (1961)] III-4-1
turfbijl turfhak: tø̜rfhak (Velden) Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45] II-4