id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34295 | tuiertouw, tuierketting | tuier: tø̄r (Velden) | Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11 |
34292 | tuiertuig | tuier: tȳr (Velden), tøi̯ǝr (Velden), tø̄r (Velden) | Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11 |
33506 | tuinbonen | wollebonen: Veldens dialekt wulleboene (Velden) | Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)] I-7 |
33593 | tuinkers | tuinkers: Veldens dialekt tuinkers (Velden) | Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)] I-7 |
33542 | tuinkervel | kervel: Veldens dialekt kervel (Velden) | Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)] I-7 |
33615 | tuinman, boomkweker | boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman. boͅu̯mkwekər (Velden) | [RND 10] I-7 |
19512 | tuit | snuit: snuet (Velden) | tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1 |
20746 | tulband | cake: Syst. WBD keek (Velden), tulbandje: Syst. WBD tulbanke (Velden), turkse muts: Syst. WBD turkse muts (Velden) | Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
24259 | tureluur | kuilder: kulder (Velden, ... ) | tureluur || tureluur (28 minder algemeen dan grutto [111]; lijkt wel een kleine bruine uitgave ervan met rode pootjes en snavel; roep [tuu-tu-tu] en [teluuje, teluuje] [N 09 (1961)] III-4-1 |
26749 | turfbijl | turfhak: tø̜rfhak (Velden) | Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45] II-4 |