| 34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuier:
tø̄r (L268p Velden)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
| 34292 |
tuiertuig |
tuier:
tȳr (L268p Velden),
tøi̯ǝr (L268p Velden),
tø̄r (L268p Velden)
|
Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h]
I-11
|
| 33506 |
tuinbonen |
wollebonen:
Veldens dialekt
wulleboene (L268p Velden)
|
Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33593 |
tuinkers |
tuinkers:
Veldens dialekt
tuinkers (L268p Velden)
|
Tuinkers; de plant heeft duidelijk witte of roodachtige bloempjes in een smalle tros en schuinopstaande vruchtjes die ongeveer een halve cm lang zijn, de bladerenzijn zeer fijn verdeeld, de stengel en kalkrijke vruchten zijn blauw berijpt (kers, tuinkers, [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33542 |
tuinkervel |
kervel:
Veldens dialekt
kervel (L268p Velden)
|
Tuinkervel; een één of tweejarig kruid, 30-60 cm hoog, met witte bloemen; de bladeren worden gebruikt in soep, sausen en salade (kervel, gervel, kelver, scharnpiep). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwekər (L268p Velden)
|
[RND 10]
I-7
|
| 19512 |
tuit |
snuit:
snuet (L268p Velden)
|
tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20746 |
tulband |
cake:
Syst. WBD
keek (L268p Velden),
tulbandje:
Syst. WBD
tulbanke (L268p Velden),
turkse muts:
Syst. WBD
turkse muts (L268p Velden)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 24259 |
tureluur |
kuilder:
kulder (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
tureluur || tureluur (28 minder algemeen dan grutto [111]; lijkt wel een kleine bruine uitgave ervan met rode pootjes en snavel; roep [tuu-tu-tu] en [teluuje, teluuje] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 26749 |
turfbijl |
turfhak:
tø̜rfhak (L268p Velden)
|
Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45]
II-4
|