22832 |
vieren |
vieren:
gəve.rt (L268p Velden)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
26487 |
viertakrijn |
viertak:
viertak (L268p Velden)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
20574 |
vieruursboterham |
halfmiddagse koffie, de -:
halfmedaagse kóffie (L268p Velden),
halfnamiddag, de -:
halfnammedaag (L268p Velden),
koffie, de -:
de koffie (L268p Velden),
koffiedrinken, het -:
koffiedrinke (L268p Velden),
köffiedrink(n) (L268p Velden)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur namiddag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21542 |
vijf frank |
stuk:
stuk (L268p Velden)
|
5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
Veldens dialekt
vieg (L268p Velden)
|
De eetbare, zoete, vlezge vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L268p Velden)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
vijver:
viever (L268p Velden),
vīvǝr (L268p Velden)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L268p Velden)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (L268p Velden)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (L268p Velden),
vinne (L268p Velden),
ideosyncr.
vin (L268p Velden)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] || vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|