24980 |
vlijns, geelbruine aarde |
leem:
leim (L268p Velden)
|
geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
26758 |
vlik |
vlinken:
vleŋkǝ (L268p Velden)
|
Een dun afgestoken stukje veen of heigrond of een zode van buntgras met losse turf vermengd. Vergelijk het lemma ''heiturf''. [N 27, 39h; I, 37]
II-4
|
24392 |
vlinder |
kapel:
ka.pɛl (L268p Velden),
vliemus:
fli.møͅs (L268p Velden),
fliemus (L268p Velden, ...
L268p Velden),
vliemus (L268p Velden)
|
vlinder [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloêë (L268p Velden)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlun:
vluë (L268p Velden)
|
vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoegwaater (L268p Velden)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21395 |
vloeken |
vloeken:
vlooke (L268p Velden)
|
vloeken [SGV (1914)]
III-3-1
|
27185 |
vloer |
vloer:
vlūr (L268p Velden)
|
Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.]
II-9
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvy(3)̄s (L268p Velden)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
17937 |
vlug lopen |
de hakken voor de voeten gooien:
he goeide de hekke vur de vot (L268p Velden)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|