19544 |
vuursteen |
vuursteen:
veurstein (L268p Velden)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L268p Velden)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wejje (L268p Velden),
wejjen (L268p Velden),
wèje (L268p Velden),
⁄t wejde (L268p Velden)
|
het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
20126 |
waaks |
waaks:
ideosyncr.
good waaks (L268p Velden)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21457 |
waarschuwen |
waarschuwen:
waarschùwwe (L268p Velden, ...
L268p Velden)
|
waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wacht (L268p Velden)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17952 |
waden |
waden:
waaie (L268p Velden)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
Syst. WBD
waffel (L268p Velden),
wàffel (L268p Velden)
|
Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmękǝr (L268p Velden),
wagenmaker:
wāgǝmākǝr (L268p Velden),
wāgǝmēkǝr (L268p Velden)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
17943 |
waggelen |
dazelen:
dazele (L268p Velden),
waggelen:
waggele (L268p Velden)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] || lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|