e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

Gevonden: 3691
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenstuk van een rijtuig kap: kap (Velden) het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)] III-3-1
bovenverdieping bovenverdieping: bōͅvəvərdēpeŋ (Velden) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
box box: nellielup aal in de boks  boks (Velden) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] III-2-2
braadpan braadpan: braodpan (Velden), braoipan (Velden), braadpot: braoipot (Velden) Pan met dikke wand die geschikt is om er vlees in te braden (pan, vleespan, braadpan, pot) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst braadworst: broadwors (Velden) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Velden, ... ), braaəf (Velden), en braaf kienk (Velden), (moderner is kiend of kind).  ⁄t kienk is braaf (Velden), zoet: ⁄t kind is zeut (Velden) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braakgrond: brākgrōnt (Velden), braakland: brāklaŋk (Velden) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braak: brāk (Velden), braakliggen: brākleqǝ (Velden), hard: hart (Velden), zomervoren: zōmǝrvōrǝ (Velden) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: broamel (Velden), broumel (Velden, ... ), brōͅmələ (Velden) braam(bessen) [RND] || braambes [DC 13 (1945)], [SGV (1914)] III-4-3
braambessen bramelen: brōmǝlǝ (Velden), brǫu̯mǝl (Velden) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5