21250 |
brief |
brief:
bre.f (L268p Velden),
breef (L268p Velden)
|
brief [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
34651 |
brik |
brikje:
brekjǝ (L268p Velden)
|
Vierwielig hoog rijtuig waar men van achteren in gaat en waarin de banken tegen de zijwanden van de bak geplaatst zijn. De koetsier heeft een aparte bok. Dit type rijtuig werd vaak door deftige heren gebruikt om op jacht te gaan. [N 17, 5; N 101, 11; N G, 51; monogr]
I-13
|
19419 |
briket |
briket:
briket (L268p Velden)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brui̯ǝ (L268p Velden),
brø̄i̯ǝ (L268p Velden)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
kloek:
kluk (L268p Velden)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broor (L268p Velden)
|
broeder [SGV (1914)]
III-3-3
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broedse hen:
brutsǝ hęn (L268p Velden),
kloekse kip:
kluksǝ kip (L268p Velden),
tosserd:
tosǝrt (L268p Velden)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
33614 |
broeibak |
broeibak:
breujbak (L268p Velden)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24134 |
broek, veren aan de poten |
veren:
vêre(n) (L268p Velden)
|
veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
bòks (L268p Velden),
bóks (L268p Velden),
dig lups ouch aaltied met ein aafgezakde books (L268p Velden),
hijn hult zien books op met enne leire reem (L268p Velden)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|