24476 |
dennenappel |
traal:
trōāl (L268p Velden),
Veldens dialekt
tröl (L268p Velden)
|
De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)]
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
dennennaalden:
dennenald (L268p Velden),
dennenspelden:
de -d van speld volgens WNT oiv naald; beide woorden, naald en speld, verschijnen veelvuldig zonder -d in Lb.
dennespelt (L268p Velden)
|
dennennaald [SGV (1914)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
wortel:
Veldens dialekt
wortel (L268p Velden)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
32961 |
derde grasoogst |
herfstgras:
hɛrfsgrās (L268p Velden)
|
Het gras dat in de derde beurt wordt afgegraasd; vaak vindt men dezelfde naam als de derde hooioogst, die immers ook vaak wordt afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 129c]
I-3
|
20597 |
desemen |
gist in het deeg doen:
gis in het deig doon (L268p Velden)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19167 |
deugniet |
deugniet:
dougneet (L268p Velden),
deugniks:
dougniks (L268p Velden)
|
deugniet [SGV (1914)]
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dør (L268p Velden),
dø̄r (L268p Velden)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
19372 |
deurknop, deurklink |
deurknop:
afhankelijk van de vorm
deurknop (L268p Velden),
klink:
afhankelijk van de vorm
klink (L268p Velden)
|
Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30357 |
deurkruk, deurklink |
deurknop:
dø̄rknǫp (L268p Velden),
klink:
kleŋk (L268p Velden)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
18035 |
diarree |
aan de dunne:
ān dǝn dønǝ (L268p Velden),
aan de/het schijt:
ān dǝ sxīǝt (L268p Velden)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|