e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muil muil: molj (Veldwezelt) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband naafband: nǭf˱bã.nt (Veldwezelt) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilpeer slag in het gezicht: Gewoon  sloag in t gəzich (Veldwezelt), slag op de muil: Plat  sloag op z`n môûl (Veldwezelt), slag op het bakkes: Plat  sloag op z`n bakkes (Veldwezelt) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muis van de hand in de hand: ien den haand (Veldwezelt), muis: mous (Veldwezelt) Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)] III-1-1
muts: algemeen muts: mits (Veldwezelt) pet, muts, klak [RND] III-1-3
muziekinstrument instrument: instrement (Veldwezelt) een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)] III-3-2
muzikant muzikant: muzikaant (Veldwezelt) iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)] III-3-2
naaf naaf: nǭf (Veldwezelt) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13
naafbus bus: bøs (Veldwezelt) De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.] II-11
naaien naaien: nīǝ (Veldwezelt) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7