33767 |
muil |
muil:
molj (Q091p Veldwezelt)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
naafband:
nǭf˱bã.nt (Q091p Veldwezelt)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
17872 |
muilpeer |
slag in het gezicht:
Gewoon
sloag in t gəzich (Q091p Veldwezelt),
slag op de muil:
Plat
sloag op z`n môûl (Q091p Veldwezelt),
slag op het bakkes:
Plat
sloag op z`n bakkes (Q091p Veldwezelt)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
17663 |
muis van de hand |
in de hand:
ien den haand (Q091p Veldwezelt),
muis:
mous (Q091p Veldwezelt)
|
Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
mits (Q091p Veldwezelt)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrement (Q091p Veldwezelt)
|
een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muzikaant (Q091p Veldwezelt)
|
iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
26400 |
naaf |
naaf:
nǭf (Q091p Veldwezelt)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
bus:
bøs (Q091p Veldwezelt)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
28708 |
naaien |
naaien:
nīǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|