34154 |
niet drachtig |
muntig:
mē.ntǝx (Q091p Veldwezelt)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
25391 |
niet goed gebroeid |
te hel gebrand:
tǝ hē̜l gǝbrānt (Q091p Veldwezelt)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
25386 |
niet meteen leegbloeden |
nog get inhebben:
(het varken) hēt nox gęt īn (Q091p Veldwezelt)
|
Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.]
II-1
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gaope (Q091p Veldwezelt)
|
Nieuwsgierig kijken (gapen, curieus kijken, spitsmoelen) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
21122 |
noten afslaan |
noten houwen:
neut hôûwwe (Q091p Veldwezelt)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24219 |
oeverzwaluw |
zwammertje:
vdBerg; omgesp.
zwēͅmərkə (Q091p Veldwezelt)
|
overzwaluw (12 lichtbruin boven, van onder wit; broedt met vele tegelijk in gaten in een steile zandkant; niet zo algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effəkəs (Q091p Veldwezelt)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
17636 |
oksel |
onder de arm:
onder den e.rrem (Q091p Veldwezelt)
|
Oksel (oksel, onder de arm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23150 |
olifant |
olifant:
Karte 109.
olifant (Q091p Veldwezelt)
|
Elefant.
III-3-2
|
33745 |
omheinen |
afpalen:
āfpǭlǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|