e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pottenbakker pottenbakker: pǫtǝbɛkǝr (Veldwezelt) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8
praam praam: prǭm (Veldwezelt) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
prei poor: pueͅ.r (Veldwezelt) [Goossens 1b (1960)] I-7
prent(je) beeld(je): schoe beeldje (Veldwezelt), ’n sjoun bêldsje (Veldwezelt), prent(je): ’n sjoun prēntsje (Veldwezelt) Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
prijzen (mv.) prijzen: pris (Veldwezelt) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
priktol dop: Doch wordt haast niet gebruikt.  dop (Veldwezelt) Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] III-3-2
pronken pronken: proonke (Veldwezelt) Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)] III-1-3
pruik pruik: prie.k (Veldwezelt) Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)] III-1-3
pruim pruim: proum (Veldwezelt) [ZND 34 (1940)] I-7
prutsen fritselen: fritsele (Veldwezelt), pummelen: kort zachte u  pummele (Veldwezelt) Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] III-1-4