e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traktatie van de bruidegom (kwansel) vrijgezellenavond: vrijgezelleaoved (Veldwezelt) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] III-3-2
trechter op de gierton trechter: trɛ̄.xtǝr (Veldwezelt) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
treiteren plagen: ploage (Veldwezelt), tergen: tèrgərə (Veldwezelt) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] III-1-4
trek, eetlust eetlust: ètləs (Veldwezelt) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] III-2-3
trekhaken, -ogen ogen: ou̯gǝ (Veldwezelt), stroppen: strepǝ (Veldwezelt) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekzaag, boomzaag kortzeeg: kǭt˲zejx (Veldwezelt) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
triktrak pietjesbak: pietjesbok (Veldwezelt) het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken] [N 112 (2006)] III-3-2
troeven aftroeven: aoftrouve (Veldwezelt), troeven: trouve (Veldwezelt) met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden] [N 112 (2006)] III-3-2
trommeltje trommetje: tremkə (Veldwezelt) trommeltje [RND] III-3-2
trompet trompet: trompèt (Veldwezelt) het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] III-3-2