21418 |
duur |
duur:
deer (Q091p Veldwezelt)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
dowə (Q091p Veldwezelt)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
18405 |
eau de cologne |
eau de cologne (fr.):
odeklojn (Q091p Veldwezelt)
|
Eau de cologne. Reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
gezwel:
gezwel in z`n hand (Q091p Veldwezelt)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
22483 |
een april |
eerste april:
den ieste aprèl (Q091p Veldwezelt)
|
de dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april) [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ənə bwetəram smēͅrə (Q091p Veldwezelt),
een kant smeren:
verouderd
ənə kānt smēͅrə (Q091p Veldwezelt)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ɛi̯ (Q091p Veldwezelt),
ɛ̄i̯ (Q091p Veldwezelt),
eitje:
ęi̯kǝ (Q091p Veldwezelt)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
22474 |
een list gebruiken |
blikken:
blikke (Q091p Veldwezelt),
foetelen:
foe.tele (Q091p Veldwezelt)
|
een list gebruiken bij het kaarten [finten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslūǝ.n (Q091p Veldwezelt)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
32592 |
een riek mest |
sloek (mest):
slok (Q091p Veldwezelt)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|