32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warselen:
wi̯ā.sǝlǝ (Q091p Veldwezelt)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fanfare (Q091p Veldwezelt)
|
een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlijk:
Das ⁄ne fatsoenlekə mins (Q091p Veldwezelt)
|
Dat is een fatsoenlijk mens. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24144 |
fazant |
fazant:
vdBerg; omgesp.
fəzānt (Q091p Veldwezelt)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22431 |
feest |
feest:
fies (Q091p Veldwezelt)
|
Het schoonste feest (lidwoord!). [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
22432 |
feesten |
feesten:
fieste (Q091p Veldwezelt)
|
een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21127 |
fiets |
fiets:
ənə fits (Q091p Veldwezelt)
|
Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21262 |
fietser (add.) |
wielrenner:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.
(wiel)renner (Q091p Veldwezelt)
|
wielrenner
III-3-1
|
18121 |
fijt |
fijt:
fīēt (Q091p Veldwezelt)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
⁄n flambow (Q091p Veldwezelt)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|