e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte berg: Opm. e als in "wel", doch gerekt (fel).  ⁄ne berg (Veldwezelt) heuvel [ZND 34 (1940)] III-4-4
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: her oot no zenne vojer (Veldwezelt) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kɛi̯mǝ (Veldwezelt) [JG 1a, 1b] I-11
hik hik: hik (Veldwezelt) Hik (hikkepik, nikkop, nik). [N 109 (2001)] III-1-2
hinkelen hinken: /  heenke (Veldwezelt), 6. vortstèkerke 7. repe 8. heenke/heenkerke  heenke (Veldwezelt), hinkertje spelen: /  heenkerke (Veldwezelt), 6. vortstèkerke 7. repe 8. heenke/heenkerke  heenkerke (Veldwezelt) / [SND (2006)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
hinniken richelen: ręxǝlǝ (Veldwezelt) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: ho:t (Veldwezelt) hoed [RND] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: he.jǝ (Veldwezelt) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hōf (Veldwezelt), hoorn: hūǝ.n (Veldwezelt) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9
hoef van de koe klauw: (mv)  klawǝ (Veldwezelt) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11