id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19276 | koude drukte maken | veel beschaar maken: veuil beschaar maoken (Veldwezelt) | veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4 |
18195 | kous: algemeen | hoos: hôse (Veldwezelt), meervoud ueͅzə (Veldwezelt) | kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] || Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] III-1-3 |
19621 | kouter | kouter: kō.tǝr (Veldwezelt), kouteren: kō.tǝrǝ (Veldwezelt) | Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1 |
22858 | kraaltjes | bolletjes: bolletjes van paternoster bilkəs (Veldwezelt), pareltjes: pɛ.rəlkəs (Veldwezelt) | kraaltjes [RND] III-3-2 |
32621 | kraan van de metalen gierton | kraan: krǭn (Veldwezelt) | De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1 |
24196 | kraanvogel | kroenekraan: vdBerg; omgesp. krunekrōͅn (Veldwezelt) | kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1 |
17918 | krabben | dabben: dabbe (Veldwezelt), kretsen: kretse (Veldwezelt), schrabben: šrabǝ (Veldwezelt) | Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] || Zijn hoofd krabben tegen de jeuk (dabben, kretsen, kratsen). [N 109 (2001)] II-1, III-1-2 |
24197 | kramsvogel | lijster: vdBerg; omgesp. lixstər (Veldwezelt) | kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1 |
18224 | kreukel | kronkel: kreenkel (Veldwezelt), valse plooi: vaalse ploei (Veldwezelt) | Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)] III-1-3 |
18223 | kreukelen | fronsen: t froonseg byee (Veldwezelt) | Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3 |