17608 |
neus |
neus:
nooës (P174p Velm),
noës (P174p Velm)
|
Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
snuit:
snaat (P174p Velm)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tep (P174p Velm)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
praam:
prǫu̯m (P174p Velm),
ring:
rɛŋk (P174p Velm)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
herlopen:
ęrlupǝ (P174p Velm)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
leeg:
lęi̯x (P174p Velm)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
doorslagpoort:
doǝrslaxpoǝt (P174p Velm)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
21654 |
niet gunnen |
niet afgaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
zəs nə afgəgōən (P174p Velm)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
niefjooër (P174p Velm)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
18020 |
niezen |
niesten:
nieste (P174p Velm)
|
niezen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|