18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P174p Velm, ...
P174p Velm)
|
pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pitərsel (P174p Velm),
pitərsil (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
21063 |
peul |
schaal:
sxoͅəl (P174p Velm)
|
groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
sxoͅəl (P174p Velm),
schulp:
sxøͅləp (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
paule (P174p Velm),
poͅulə (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
breekerwten:
brēkeͅrtə (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
18806 |
piekeren |
speculeren:
zit altijd te spikeleiren (P174p Velm)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
20876 |
pijpensteel |
steel:
steͅəl (P174p Velm)
|
Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
33055 |
pikbinder |
pikmachine:
pek[machine] (P174p Velm),
zichtmachine:
zex[machine] (P174p Velm)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|