34022 |
rundvee |
beesten:
biǝstǝ (P174p Velm),
koebeesten:
kābīǝstǝ (P174p Velm)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
groene rupsel:
gryn rəpsəl (P174p Velm),
rupsel:
roepsel (P174p Velm),
rəpsəl (P174p Velm)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [ZND 06 (1924)]
III-4-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rā minsch (P174p Velm)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
sacramentsprocessie (P174p Velm)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandal (P174p Velm)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
savoi (P174p Velm)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
schabelier (P174p Velm)
|
Schapulier. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|
31809 |
schaafafval |
schavelingen:
sxǭvǝleŋ (P174p Velm)
|
Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.]
II-12
|
34539 |
schaal van een ei |
schulp:
sxø̜lǝp (P174p Velm)
|
Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.]
I-12
|