e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schijten kakken: kákǝ (Velm), schijten: sxē̜tǝ (Velm) Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.] I-11
schild gebroken gevel: gǝbrowkǝ gēvǝl (Velm) Elk van de twee driehoekige dakzijden van een schilddak. [N 4A, 23b; N 32, 48 add.] II-9
schimmel (plantje) schimmel: schéumel (Velm) schimmel [ZND 06 (1924)] III-4-3
schip schip: ē sxēp twi sxēpə (Velm), schip, twie schepe, klee scheepke (Velm), sxeəp (Velm) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND] III-3-1
schipper schipper: sxipər (Velm) schipper [RND] III-3-1
schoeisel t leer]: sXun (Velm) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: algemeen schoen: sXun (Velm) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: spotnamen ketser: schoenen, vooral damesschoenen, die veel lawaai maken bv bij hetbinnenkomen van de kerk  keͅtsərs (Velm) schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)] III-1-3
schoenlepel aantrekker: awəntreͅkər (Velm) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenveter nestel: Uit draad.  nistel (Velm), staartel: statəl (Velm), Uit leder.  stattel (Velm) Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)] || schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3