e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sint-pieter te rome sinte-pieter: sinte-pieter (Velm) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sintel schevel: scheevəls (Velm) Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sinterklaas sinte-klaas: sinte klooës (Velm, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjacheraar sjacheraar: ps. omgespeld volgens Frings.  šāxərēr (Velm) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
sjerp sjerp: sjerəp (Velm) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sla, algemeen salade: slōͅət (Velm) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan slaan: blaou ɛɛn grüün gəslāgə (Velm), gəslagən dat ər kraktə (Velm) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slaapmuts slaapmuts: sloͅəpmu(wə)ts (Velm) slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)] III-1-3
slabbetje, spuugdoekje halsneusdoek: alsnøͅzəg (Velm), zeverlap: zijəvərlap (Velm) doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-2-2
slachten dooddoen: dūǝtun (Velm), slachten: sláxtǝ (Velm) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1