33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugels:
vlø̜i̯gǝls (P174p Velm)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24444 |
vliegend ongedierte |
vliegjes:
vligskəs (P174p Velm)
|
vliegend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi.pəl (P174p Velm)
|
vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
strikje:
strekskə (P174p Velm),
vloekje:
[sic]
flökskə (P174p Velm)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vluj (P174p Velm),
vlujə (P174p Velm)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vloeien:
vlujə (P174p Velm)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
tichel:
tēxəl (P174p Velm)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33229 |
voederbieten |
bieten:
bīǝtǝ (P174p Velm),
koebieten:
kā[bieten] (P174p Velm),
voederbieten:
vui̯ǝr[bieten] (P174p Velm)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
34280 |
voer |
voeder:
fui̯ǝr (P174p Velm)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33354 |
voergang in een dubbele stal |
gang:
gáŋ(k) (P174p Velm)
|
In een dubbele stal, waar de koeien met de koppen naar elkaar toe staan, dient de middengang als voedergang en als hij breed genoeg is tevens als opslagplaats voor (groen)voeder. Het lemma omvat benamingen zowel voor de middengang in het algemeen als voor de middengang als voedergang. Zie voor de fonetische documentatie van (voedergang), (voergang) en (voerij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). Zie afbeelding 9. [N 5A, 57a; add. uit N 5A, 48b]
I-6
|