e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

Gevonden: 1871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bretel bretel (<fr.): brəteͅlə (Velm) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
brief brief: bri:f (Velm) brief [RND] III-3-1
broeden, op eieren zitten broeden: brȳǝ (Velm) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: broeders (Velm) Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] III-3-3
broedziek broedkarig: brutkǭǝrex (Velm) Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.] I-12
broek: algemeen broek: bruk (Velm, ... ) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broekspijp pijp: peͅipə (Velm) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem riem: rim (Velm) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter konttas: konteͅs (Velm) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij broektas: brukteͅs (Velm) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3