e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

Gevonden: 1871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: dən doͅndər (Velm) donder [N 22 (1963)] III-4-4
donker worden, duisteren donker worden: t weeət doənkəl (Velm), duister worden: t weeət duister (Velm) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
donkerbruine koe rosse: rǫsǝ (Velm) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dood (bn.) dood: dôêt (Velm) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  dōēt (Velm) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodskleed nachtkleed: Vrouw.  nachtkleed (Velm), pyjama: Man.  pyjama (Velm) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-2-2
dooien t slaakt]: het dooit  ət dujt (Velm) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier doren: dou̯rǝ (Velm), dǭu̯rǝ (Velm) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje doopmantel: duəpmāntəl (Velm) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleed: du.əpkli:ət (Velm), duəpklijət (Velm) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3