18366 |
dunne wollen kous |
merceriskous (<fr.):
Van Dale: merceriseren (<Fr.), het glanzen en zijdeachtig-maken van katoenen garens en stoffen door behandeling met sterk alkalische oplossingen. [Fr. merceriser [mrs\\rize] <ww.>, -> volt. deelw. mercerisé]
meͅrsərəseͅi-j koͅəsə (P174p Velm)
|
kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18332 |
dunne zijden dameskous |
zijden kous:
zeͅi-jə koəsə (P174p Velm)
|
dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18333 |
dunne zwarte rouwkous |
rouwkous:
roͅukoͅəsə (P174p Velm)
|
kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19311 |
durfal |
felle man:
ene felle man (P174p Velm)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
23229 |
dwaallicht |
dwaallichtje:
dwooëllichske (P174p Velm)
|
Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
binnenbalken:
bęnǝbalǝkǝ (P174p Velm)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
18802 |
dwaze streek |
kinderstreek:
d⁄as ⁄n keengerstreek (P174p Velm),
zotte streken:
da zèn zotte streke (P174p Velm)
|
Dat is een kinderstreek, dat zijn zotte streken. [ZND 07 (1924)]
III-1-4
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ook ZND 02, 008
iekörke (P174p Velm)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē (P174p Velm),
ēi̯ (P174p Velm),
ęi̯ (P174p Velm)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|