e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

Gevonden: 1871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etensresten braddel: bradel (Velm), overschot: ōəverschot (Velm) hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
evenaar, tweespanszwenghout dwarsschei: dwē̜ǝssxęi (Velm) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
fijn droog stof stub: støp (Velm) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne hagel hagel: hagel  hàxəl (Velm) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
flank flanken: flaŋkǝ (Velm) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flaphoed hoed: `ut (Velm) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
fokmerrie kweekmerre: kwikmęrǝ (Velm), veulensmerre: vø̄.lǝsmęrǝ (Velm) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug kurrenzog: kørǝzox (Velm), kweekzog: kweksox (Velm) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
forsgebouwde koe struise koe: strø̜u̯sǝ kā (Velm) [N 3A, 141a] I-11
framboos framboos: frambōēs (Velm) framboos [ZND 34 (1940)] I-7