e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velm

Overzicht

Gevonden: 1871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lap op een schoen stuk: stök (Velm) lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)] III-1-3
latierboom batche (wa.): bǫi̯ts (Velm), (mv)  batsǝ (Velm) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lederen pantoffel leren slof: lērə slufə (Velm) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leeftijd, ouderdom ouderdom: aderdom (Velm), àdərdóm (Velm) ouderdom [ZND 05 (1924)] || ouderdom; op zijn ouderdom [ZND 40 (1942)] III-2-2
leemspecie leem: lijǝm (Velm) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9
leeuw leeuw: en liief (Velm) leeuw [GTRP (1980-1995)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenbekje: -  lieve bekske (Velm) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
leiden dekken: dękǝ (Velm), laten springen: loǝtǝ sprɛŋǝ (Velm), naar de var gaan: nār dǝ var gān (Velm) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leren leren: dje het vandooëg het mieëste gelieërd en dje het brooëf geweeëst dje moogt vruger taöes gooën as d⁄aaënder (Velm) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] III-3-1
leren beenkap stramp: strampə (Velm) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3