31581 |
naafbus |
bus:
bø̜s (P174p Velm)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
18184 |
naakt |
moedernaaks:
moeiërnoëks (P174p Velm),
naaks:
noëks (P174p Velm)
|
Naakt, moedernaakt. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naalde:
noǝl (P174p Velm)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
34013 |
naar links |
prrr:
pr̄ (P174p Velm)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hut:
hyi̯t (P174p Velm)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegoël (P174p Velm),
nachtegôəl (P174p Velm)
|
nachtegaal [ZND 05 (1924)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
hemdje:
öməkə (P174p Velm)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
robe (fr.):
roubə (P174p Velm)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
slaapkleren:
slaəpkliər (P174p Velm)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17842 |
nachtmerrie |
nachtmaar:
nachtmaër (P174p Velm)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|