34253 |
deksel van de karnton |
deksel:
dęksǝl (L271p Venlo)
|
Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.]
I-11
|
20420 |
deksel van een doodskist |
deksel:
deksel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
déksəl (L271p Venlo)
|
het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛmpex (L271p Venlo)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
24526 |
den |
den:
den (L271p Venlo),
dén (L271p Venlo),
WLD
den (L271p Venlo),
dèn (L271p Venlo),
kruisden:
sooert den
krutsden (L271p Venlo),
spar:
WLD
spàr (L271p Venlo)
|
De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] || denneboom
III-4-3
|
19048 |
denken |
denken:
dinke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
denken [SGV (1914)] || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
24476 |
dennenappel |
appel:
WLD
àppel (L271p Venlo),
dennenknop:
denneknoep (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
keizer:
keizer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
keizers (L271p Venlo),
WLD
keizer (L271p Venlo)
|
De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || deneenappel || denneappel || dennenappel [SGV (1914)]
III-4-3
|
22087 |
dennennaalden |
dennennaalden:
dennenoald (L271p Venlo),
dennenspelden:
dennespelle (L271p Venlo)
|
dennennaald [SGV (1914)]
III-4-3
|
24566 |
dennentakje met een harsknopje |
bolletje:
bölkes (L271p Venlo)
|
Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24738 |
dennentakje met een pluim |
pluim:
pluum (L271p Venlo)
|
Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
pinwortel:
pinwortel (L271p Venlo),
poest:
WLD
pōēs (L271p Venlo),
stronk:
strônk (L271p Venlo),
WLD
strónk (L271p Venlo),
strônk (L271p Venlo)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)]
III-4-3
|