22021 |
duif (alg.) |
duif:
dooͅeoͅf (L271p Venlo),
en doe(oe)f (L271p Venlo),
[Met afbeelding].
doèf (L271p Venlo)
|
1. Duif. || duif [GTRP (1980-1995)] || Duif [SGV (1914)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L271p Venlo),
doèf (L271p Venlo),
dōēf (L271p Venlo)
|
duif || Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
24140 |
duif, overige soorten |
reisduif:
reisdoèf (L271p Venlo)
|
postduif
III-4-1
|
22787 |
duiken |
duiken:
duuke (L271p Venlo)
|
Duiken.
III-3-2
|
21171 |
duiker |
duiker:
duikər (L271p Venlo),
duuker (L271p Venlo)
|
de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
geheng:
gǝheŋ (L271p Venlo),
gehengduim:
gǝheŋdūm (L271p Venlo),
plaatduim:
plāt˱dūm (L271p Venlo),
schroefduim:
sxrū.f˱dūm (L271p Venlo),
steenduim:
stęjndūm (L271p Venlo),
toren:
tūr (L271p Venlo)
|
duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.]
II-9, III-1-1
|
25279 |
duim, maat van 2,5 cm |
duim:
doem (L271p Venlo),
dŏĕm (L271p Venlo)
|
de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18689 |
duimeling |
duimeling:
duumeling (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30341 |
duimhengsel |
duimscharnier:
dūmsxarnēr (L271p Venlo)
|
Hengsel waarvan de veer draait op een in de muur of op het kozijn aangebrachte, oogvormig uitlopende, metalen pin. Zie ook het lemma 'Hengselduim'. [N 54, 80a; monogr.]
II-9
|
28152 |
duimstok |
vierdelige meter:
vērdęjlegǝ mē̜tǝr (L271p Venlo)
|
Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.]
II-12
|