24478 |
eik |
eik:
-
eik (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
eikenblad:
-
eikeblaad (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
eikenboom:
eikenboum (L271p Venlo),
ɛi̯kənboͅu̯m (L271p Venlo),
-
eike(m)boum (L271p Venlo),
eikenbaum (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
eik [DC 04 (1936)], [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] || eikeboom
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ɛi̯kəls (L271p Venlo),
-
eikels (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
21755 |
eis van de aanklager |
eis:
eis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28471 |
eitjes |
eitjes:
ęjkǝs (L271p Venlo)
|
De eitjes die de koningin legt. Een ei is maximaal twee millimeter. Zowel de bevruchte als de onbevruchte eieren worden door één individu, de koningin of moer, gelegd. De koningin gaat van cel tot cel bij het leggen. Ze stelt een vluchtig onderzoek in met haar sprieten, kromt vervolgens het achterlijf en deponeert op de bodem van elke cel een eitje. [N 63, 21a]
II-6
|
24142 |
ekster |
ekster:
ekster (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
ekster [SGV (1914)] || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] || Hoe heet de ekster? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eksteraug (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
eksteroug (L271p Venlo),
ekstərauch (L271p Venlo)
|
likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
el (L271p Venlo),
èl (L271p Venlo),
reik arm:
ennen reik aerm (L271p Venlo)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)] || maat (vanaf de vingers tot de schouder)
III-4-4
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
ēlastik (L271p Venlo),
gomelastiek:
gomǝlǝstik (L271p Venlo)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
31941 |
elektrische handboormachine |
revolverboor:
rǝvǫlvǝrbǭr (L271p Venlo)
|
Draagbare boormachine met min of meer de vorm van een revolver, die wordt aangedreven door een elektromotor en met twee handen wordt vastgehouden. [N 53, 177]
II-12
|
33797 |
elleboog |
elleboog:
ɛlǝbōx (L271p Venlo)
|
Been dat de beweging van de bovenarm van de poot bevordert. Zie afbeelding 2.20. [N 8, 32.1 en 38.2]
I-9
|